Onvoltooid verleden tijd
Het Präterium wordt gebruikt om over het verleden te schrijven. Zo is “het huis werd gebouwd” in het Duits “Das Haus wurde gebaut”.
Bij zwakke regelmatige werkwoorden maak je de onvoltooid verleden tijd door aan de stam de uitgangen -te, -test, -te, -ten, -tet, -ten, -ten toe te voegen. “Ik woonde” wordt dan “ich wohnte”. Eindigt de stam op een ‘d’ of ‘t’, dan kun je een extra ‘e’ voor de uitgang krijgen, dit ten behoeve van de uitspraak. Voorbeeld: “hij werkte” is “er arbeitete”. Bij sterke regelmatige werkwoorden krijg je in de verleden tijd te maken met een klinkerwisseling: “ich spreche” wordt in de verleden tijd “ich sprach”. De uitgangen voor sterke werkwoorden in het Präterium zijn -, -st, -, -en, -t, -en, -en.
Er zijn ook onregelmatige werkwoorden (bijvoorbeeld “werden” (worden), zie bovengenoemd voorbeeld). De Präterium-vormen van deze werkwoorden zul je uit je hoofd moeten leren. Ook hier geldt: oefening baart kunst!