Duitse zinnen en woordvolgorde
Een juiste formulering valt of staat met een correcte zinsopbouw, en de oefeningen bij dit onderdeel leren hoe dat te doen.
Gelukkig is de woordvolgorde in een Duitse zin in veel gevallen gelijk aan de zinsopbouw in het Nederlands. Er zijn echter uitzonderingen en die bepalen in veel gevallen of iemand vloeiend Duits spreekt, of dat van zogenaamd “steenkolenduits” sprake is. De belangrijkste verschillen komen voort uit de posities van werkwoorden en hun vervoegingen.
Zo wordt de persoonsvorm die in een bijzin gebruikt wordt, aan het eind van die bijzin geplaatst. Waar combinaties of groepen werkwoorden gebruikt worden, worden die in het Duits zoveel mogelijk bij elkaar gebruikt, wederom vaak aan het einde van de zin. Bij het gebruik van meerdere infinitieven, de niet vervoegde of onbepaalde wijs van een werkwoord, is de volgorde in het Duits de omgekeerde versie van de Nederlandse versie. Waar bij ons in dat geval het onregelmatige werkwoord de voorrang in de zin heeft, wordt de Duitse vertaling daar juist mee afgesloten.
Vanzelfsprekend, zijn zaken als spelling, interpunctie, het juiste gebruik van de Umlaut en het onderscheid tussen, bijvoorbeeld, “dass” en “das” zaken die essentieel zijn, bij het formuleren van duidelijke, goed lopende Duitse zinnen. Vanzelfsprekend, wordt in dit onderdeel daarom uitgebreid aandacht besteed aan allerlei manieren om daarmee te oefenen.
Overzicht online oefeningen
not exercised | ||
not exercised | ||
not exercised | ||
not exercised | ||
not exercised | ||
not exercised |
Wie we zijn? Voorwaarden Privacy